HET LEVEN VAN DE HEILIGE THERESIA VAN LISIEUX

teresinaTHÉRÈSE MARTIN werd geboren in Alençon in Frankrijk op 2 januari 1873. Ze werd twee dagen later gedoopt in de kerk van Notre-Dame en ontving de namen van Françoise Marie Thérèse. Haar ouders zijn Louis Martin en Zélie Guérin. Na de dood van haar moeder, op 28 augustus 1877, verhuisde Thérèse met haar familie naar de stad Lisieux.

Tegen het einde van 1879 ontving zij voor de eerste keer het Boetesacrament. Op het feest van Pinksteren in 1883 verkrijgt zij de unieke genade van genezing van een ernstige ziekte, op voorspraak van onze Lieve Vrouw van de Overwinning. Opgeleid door de Benedictijnen van Lisieux, ontving ze, na een intense voorbereiding, en bekroond door een unieke ervaring van genade van intieme eenheid met Christus, haar Eerste Communie op 8 mei 1884. Ze beschreef het als volgt: “Menselijke woorden kunnen niet uitdrukken wat ik voelde die heilige dag. Ik voelde me geliefd bij Hem, en ik zei: “Ik hou van U, Jezus, Ik hou van U, en ik wijd mij voor altijd toe aan U”.” Een paar weken later, op 14 juni van hetzelfde jaar, deed zij, met een levendig bewustzijn van wat de gave van de Heilige Geest inhoudt in de persoonlijke deelname aan de genade van Pinksteren, haar Plechtige Communie.

Ze staat te popelen om het contemplatieve leven te omarmen, net als haar zussen Pauline en Marie in de Karmel van Lisieux, maar dit werd haar geweigerd omwille van haar jonge leeftijd. Tijdens haar pelgrimstocht naar Italië bezoekt ze het Heilige Huis van Loreto en locaties in de Eeuwige Stad, en gaat ze ook naar de audiëntie van de paus voor de gelovigen van het bisdom van Lisieux die plaatsvindt op 20 november 1887. Daar vraagt ze met een kinderlijke brutaliteit aan paus Leo XIII om de Carmel te mogen binnengaan op 15-jarige leeftijd.

Op 9 april 1888 treedt ze binnen in de Karmel van Lisieux, waar zij de 10de januari van het daaropvolgende jaar de habijt van de Orde van de Maagden ontvangt en haar religieuze professie doet op 8 september 1890, op het Feest van de Geboorte van de Maagd Maria.

De eerste maanden verliepen heel moeilijk in het klooster, gevuld met taken die ze nog nooit gedaan had; en het kostte haar veel moeite om alles perfect te doen; ze aanvaardt geen hulp van haar zussen die het werk op welke manier dan ook zouden willen verlichten voor haar. Haar moeder-overste, die eerder bekend stond als vriendelijk en zacht, behandelde haar koud, eiste perfectie, vernederde haar meermaals, maar ze doet dit alles om haar te trainen in een goede karakter, ze aanvaardt geen enkel spoor van trots en ijdelheid, en daarvoor blijft Thérèse haar altijd dankbaar.

Verlicht door het Woord van God, en in het bijzonder beproefd door de ziekte van haar geliefde vader, Louis Martin, die op 29 juli 1894 overlijdt, gaat zij haar weg van heiligheid, geïnspireerd door het Evangelie, waarbij ze de liefde de centrale plaats geeft. Thérèse heeft ons in haar autobiografische manuscripten niet alleen de herinneringen aan haar kindertijd en adolescentie nagelaten, maar ook het portret van haar ziel en haar meest intieme ervaringen. Zij ontdekt en deelt met de novicen die aan haar zorg zijn toevertrouwd de kleine weg van de geestelijke kindertijd; zij ontvangt het speciale geschenk om twee “missiebroeders" te vergezellen met haar offer en gebed. Alsmaar meer doordrongen van het mysterie van de Kerk, en aangetrokken door de liefde van Christus, voelt zij in zich de apostolische en missionaire roeping groeien die haar drijft om iedereen met zich mee te tronen om de goddelijke Bruidegom te ontmoeten.

Op 9 juni 1895, het feest van de Heilige Drie-eenheid, biedt biedt zij zich aan als slachtoffer aan de Barmhartige Liefde van God. Na verloop van tijd schrijft ze haar eerste autobiografische manuscript welke ze overhandigt aan Moeder Agnes van Jezus op diens verjaardag, 21 januari 1896.

Een paar maanden later, op 3 april, in de nacht tussen witte donderdag en goede vrijdag, manifesteert zich voor het eerst de ziekte die tot haar dood zal leiden en die ze verwelkomt als het mysterieuze bezoek van de Goddelijke Echtgenoot. Tegelijkertijd wordt haar geloof beproefd: dit zal duren tot aan haar dood en een overweldigende getuigenis geven in haar geschriften. Tijdens de maand september beëindigt zij het Manuscript B, wat een prachtige illustratie is van de volledige volwassenheid van de heilige, vooral door de ontdekking van haar roeping in het hart van de Kerk.

Terwijl haar gezondheid verslechterde en de beproevingen voortduren, begint zij in juni met het Manuscript C, opgedragen aan Moeder Maria van Gonzaga; nieuwe genaden leidden haar naar een hogere perfectie en ze ontdekte nieuwe inzichten op de uitbreiding van haar boodschap in de Kerk ten behoeve van de zielen die haar pad zullen volgen. Op 8 juli 1897 werd zij overgebracht naar de ziekenboeg. Haar zusters en andere religieuzen verzamelen haar woorden, terwijl de met geduld gedragen pijn en beproevingen toenemen, tot ze hun hoogtepunt vinden in haar sterven, in de namiddag van 30 september 1897. "Ik ben niet dood, ik treed binnen in het leven", schreef zij naar haar spirituele missionaire  broeder Bellier. Haar laatste woorden "Mijn God, ik hou van U” zijn het zegel van haar bestaan dat op 24-jarige leeftijd op aarde sterft om, volgens haar wens, een nieuwe fase van apostolische aanwezigheid te beginnen ten gunste van de zielen, in de gemeenschap van de Heiligen, en zo een ​​regen van rozen over de wereld te verspreiden.

Ze werd heilig verklaard door Pius XI op 17 mei 1925 en door de paus zelf uitgeroepen tot de Universele Patrones van de missies, samen met Sint Franciscus Xavier, op 14 december 1927.

Haar leer en haar voorbeeld van heiligheid zijn door alle gelovigen van deze eeuw met groot enthousiasme ontvangen, zelfs buiten de Katholieke Kerk en het Christendom.

Veel bisschoppelijke conferenties hebben, ter gelegenheid van de 100° verjaardag van haar overlijden, aan de paus gevraagd of Zij uitgeroepen kon worden tot Kerkleraar, voor de deugdelijkheid van haar spirituele wijsheid, geïnspireerd door het Evangelie, voor de originaliteit van haar theologische inzichten, waarin haar uitstekende leer tot uiting komt, voor de universele aanvaarding van haar spirituele boodschap, over de gehele wereld  omarmd en verspreid door haar werken die in meer dan vijftig talen vertaald zijn.

De Heilige Vader Johannes Paulus II had gehoor voor deze verlangens en wou een onderzoek naar de gepastheid om Theresia van Lisieux, door de bevoegde Congregatie voor de Heiligverklaringen, tot Lerares van de universele Kerk te laten verklaren, met de beoordeling van de Congregatie voor de Geloofsleer van haar uitmuntende leer.

Op 24 augustus 1997, tijdens het ' Angelus gebed", in aanwezigheid van honderden bisschoppen en voor een breed publiek van jonge mensen over de hele wereld, samengekomen in Parijs voor de 12e WereldJongerenDagen, maakte paus Johannes Paulus II zijn voornemen bekend om Theresia van het Kindje Jezus  en van het Heilige Gelaat uit te roepen tot Doctor van de universele Kerk op 19 oktober 1997, de zondag waarop de Werelddag van de Missies zou worden gevierd. Haar Feestdag wordt gevierd op 1 oktober.