Ik ben zo blij dat ik vandaag voor jullie kan getuigen over de “verrijzenis” van mijn leven. Zo dikwijls wanneer we spreken over de levende Jezus, over Jezus die je kan aanraken met je handen, die onze levens verandert, lijken onze harten allemaal zo ver weg, ergens in de wolken, maar ik kan getuigen dat ik dit alles heb meegemaakt en dat ik het ook heb zien tot stand komen in het leven van vele, vele jongeren.

Gedurende een lange periode, ongeveer 10 jaar, heb ik als een drugsgevangene geleefd, in de eenzaamheid, in de marginaliteit, helemaal opgeslorpt door het kwade. Ik begon marihuana te gebruiken toen ik nog maar vijftien jaar was. Alles begon toen ik rebelleerde jegens alles en iedereen, met de muziek die ik beluisterde en die me naar een onjuiste vrijheid duwde; af en toe rookte ik een joint, vervolgens ging ik over tot heroïne, en uiteindelijk kwam ik uit bij de naald! Na de middelbare school slaagde ik er niet in om te studeren in Varazdin, Kroatië, en ik ging naar Duitsland, zonder een specifiek doel. Ik begon te leven in Frankfurt, waar ik werkte als metselaar, maar ik was ongelukkig, ik wilde meer, ik wilde iemand zijn, ik wilde veel geld hebben. Ik begon heroïne te verkopen. Het geld begon mijn zakken te vullen, ik leefde een stijlvol leven, ik had alles: auto's, meisjes, mooie tijden - de klassieke Amerikaanse droom. Ondertussen nam de heroïne meer en meer bezit van me en duwde ze me dieper en dieper in de afgrond. Ik deed tal van zaken voor geld: ik stal, ik loog, ik bedroog. In het laatste jaar dat ik doorbracht in Duitsland woonde ik letterlijk op straat, sliep in treinstations, ging op de loop voor de politie, die me onderhand altijd aan het zoeken was. Hongerig als ik was, ging ik binnen in winkels, greep brood en salami en at het op terwijl ik aan het ontsnappen was. Ik kan jullie vertellen dat geen enkele kassière me tegenhield of hiertoe bekwaam was, om jullie een idee te geven welke snelheid ik moet gehad hebben. Ik was pas 25 maar ik was zo moe van het leven, van mijn leven, ik wilde slechts dit: sterven.

In 1994 ontsnapte ik uit Duitsland en keerde terug naar Kroatië; in deze omstandigheden vonden mijn ouders mij terug. Mijn broers hebben mij onmiddellijk geholpen om te starten in de Gemeenschap, eerst in Ugljane, vlakbij Sinji, en vervolgens in Medjugorje. Moe van alles en met enkel het verlangen om wat uit te rusten, ben ik er naartoe gegaan, samen met al mijn mooie plannen over wanneer ik er weer zou weggaan. Ik zal nooit meer de dag vergeten waarop ik voor de eerste keer Moeder Elvira ontmoette: ik was drie maanden onderweg in de Gemeenschap en ik bevond me in Medjugorje.  Terwijl ze in de kapel tegen ons, jongens, sprak, richtte ze ineens deze vraag tot ons: “Wie van jullie wil een goeie jongen worden?” Iedereen om me heen had zijn hand opgestoken, met vreugde in hun ogen, op hun gelaat. Ik daarentegen was verdrietig, boos en ik had al plannen in mijn hoofd die niets te maken hadden met “goed worden”. Maar die nacht kon ik niet slapen, ik voelde een grote last binnenin mij; ik herinner me dat ik stiekem gehuild heb in de toiletten en in de ochtend, tijdens het bidden van de rozenkrans, besefte ik dat ook ik goed wilde worden. De Geest des Heren had mijn hart ten diepste geraakt dankzij die eenvoudige woorden, uitgesproken door Moeder Elvira.

Aan het begin van mijn weg in de gemeenschap heb ik veel geleden omwille van mijn trots; ik wou niet accepteren dat ik een mislukkeling was. Op een avond, in de fraterniteit van Ugljane, nadat ik vele leugens had verteld over mijn verleden omdat ik anders wou overkomen dan ik in werkelijkheid was, heb ik met veel pijn begrepen hoeveel kwaad er was binnengeslopen in mijn bloed, al die jaren dat ik in de wereld van de drugs leefde. Ik kwam op het punt dat ik niet meer wist wanneer ik de waarheid sprak en wanneer ik loog! Voor de eerste keer in mijn leven, zij het met moeite, liet ik mijn trots vallen, en vroeg ik vergiffenis aan de broers van de fraterniteit en onmiddellijk daarna voelde ik een grote vreugde die me vrij maakte van het kwade.

De anderen hebben me niet veroordeeld, integendeel, ze zagen me nog veel liever; ik voelde “een honger” naar deze momenten van bevrijding en genezing en ik begon ‘s nachts op te staan om te bidden, om aan Jezus de kracht te vragen om mijn angsten te overwinnen, maar bovenal om me de moed te geven om met de anderen te delen over mijn kleinheid, mijn gemoedstoestanden en mijn gevoelens. Daar, voor het Heilig Sacrament, begon de waarheid wortel te schieten in me: het diepe verlangen om anders te zijn, om een vriend van Jezus te zijn. Vandaag heb ik ontdekt hoe groot en mooi het geschenk is van een echte, mooie, zuivere, transparante vriendschap; Ik heb geworsteld om in staat te zijn om de broers te accepteren zoals ze waren, met hun gebreken, om hen te verwelkomen in vrede en hen te vergeven. Elke avond vroeg en vraag ik aan Jezus om mij te leren liefhebben zoals Hij liefheeft.

Ik heb vele jaren doorgebracht in de Gemeenschap van Livorno, in Toscane; en daar, in dat huis, had ik heel vaak de gelegenheid om Jezus te ontmoeten en meer in de diepte te gaan in de kennis over mezelf. Toch heb ik in die periode ook veel geleden: mijn broers, neven, vrienden, zij bevonden zich in de oorlog; en ik voelde me schuldig over alles wat ik mijn familie had aangedaan, voor al het leed dat ik veroorzaakt had, voor het feit dat ik me in de Gemeenschap bevond en zij in de oorlog. Bovendien was mijn moeder in die periode ziek en vroeg ze me naar huis te komen. Het werd een zwaarbevochten keuze, wetende wat mijn moeder doormaakte, maar tegelijkertijd wist ik dat de Gemeenschap verlaten een groot risico inhield, want het was veel te vroeg en het zou een zware last geweest zijn voor mijn familie. Ik bad hele nachten en vroeg de Heer mijn moeder te laten begrijpen waarom ik niet enkel van haar was, maar ook van de jongens bij wie ik woonde. De Heer heeft het wonder verricht: mijn moeder heeft het begrepen en vandaag is zij en mijn hele familie heel erg blij met mijn keuze.

Toen ik vier jaar in de Gemeenschap had doorgebracht kwam het moment om te beslissen wat ik zou doen in mijn leven. Ik voelde dat ik alsmaar meer hield van God, van het leven, van de Gemeenschap, van de jongens met wie ik mijn dagen deelde. In eerste instantie dacht ik psychologie te studeren, maar hoe meer deze studies naderbij kwamen, des te meer groeiden mijn angsten. Ik had behoefte om naar de basis gaan, naar de essentie van het leven. Daardoor besloot ik om theologie te studeren en al mijn angsten verdwenen. Ik voel me alsmaar meer erkentelijk tegenover de Gemeenschap en tegenover God: voor alle keren dat Hij me tegemoet is gekomen, voor het feit dat hij me heeft losgerukt van de dood en me opnieuw tot leven heeft gewekt, omdat Hij me grondig heeft “schoongemaakt“ en me heeft bekleed, me uitgedost met feestkleding. Hoe meer ik evolueerde in mijn studies, hoe duidelijker en sterker mijn “roeping” werd; het had zich geworteld in mij: ik wilde priester worden! Ik wilde mijn leven geven aan de Heer, de Kerk dienen in de Gemeenschap Cenacolo, de jongens helpen. Op 17 juli 2004 ben ik priester gewijd. Don Ivan